Totaal aantal pageviews

maandag 27 februari 2017

Vlissingse marineman Hendrik Stofberg gesneuveld tijdens de Slag in de Javazee op 27 februari 1942



 
In Nederlands-Indië camouflage beschildering; tekening Alexander Mari van Maanen

Na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op 7 december 1941 werd het duidelijk dat ook in het Verre Oosten een oorlog aanstaande was. Nederland verklaarde de oorlog aan Japan dat overduidelijk een bedreiging was voor Nederlands-Indië met de rijke oliebronnen. Met overweldigend succes overrompelden Japanse strijdkrachten de geallieerde versterkingen op weg naar Nederlands-Indië. Australië, de Verenigde Staten, Engeland en Nederland bundelden de laatste krachten en riepen het zogenaamde ABDA-command in leven. De Nederlandse schout bij nacht Karel Doorman werd opperbevelhebber van het vlooteskader. Op 27 februari raakte dit in gevecht met Japanse zeestrijdkrachten. De gevolgen waren desastreus. Nederland verloor de kruisers Hr.Ms. De Ruyter en Java en de torpedobootjager Kortenaer. Veel belangrijker en zeker ook tragischer was het feite dat aan Nederlandse zijde 915 man omkwamen. In totaal verloren meer dan 2.300 man aan geallieerde zijde het leven. Vandaag is het 75 jaar dat de slag in de Javazee plaats vond. De geallieerde schepen die de eerste slag overleefden, werden in de twee daaropvolgende dagen tot zinken gebracht.

Aan boord van de Hr. Ms. Java bevond zich de Vlissingse marineman sergeant-machinist Hendrik Stofberg. Van hem is onder meer de onderstaande foto bewaard gebleven, beheerd door het Gemeentearchief Vlissingen. 


De Java is gebouwd bij de Kon. Mij. De Schelde in Vlissingen. Er zijn tekeningen, foto’s en andere archiefstukken van haar bouw bewaard gebleven in onder meer het Schelde-archief. Het Schelde-archief wordt beheerd door het Gemeentearchief Vlissingen. De turbines aan boord van de De Ruyter zijn overigens ook in Vlissingen gebouwd bij De Schelde.

Voormalig marineschip Hr. Ms. Noord-Brabant moest inrichting voor minderjarige TBS’ers rond 1922-1923 worden



Het originele uiterlijk als actief oorlogsschip; tekening Alexander Mari van Maanen

Als wachtschip in Vlissingen; tekening Ron van Maanen

Alleen in Den Helder ligt nu nog een wachtschip van de Koninklijke Marine. Dat is anders geweest. Vlissingen heeft tot na de jaren vijftig ook een eigen wachtschip. Soms kan het nog zelfstandig varen, soms afgemeerd langs de wal zonder eigen machines. Van alle wachtschepen die hier gelegen hebben, is de Noord-Brabant de bekendste. De Kon. Mij. De Schelde bouwt haar tussen 1897 en 1900. Het schip krijgt veel aandacht, ook in het buitenland. Het lukt De Schelde echter niet haar aan landen als Duitsland, Rusland en Japan te slijten. Na trouwe dienst, ook in Nederlands-Indië wil de marine van het schip af. De nieuwe eigenaar is het ministerie van justitie. Daar heeft men een nieuwe bestemming voor haar: logementschip voor minderjarigen ter beschikking gesteld van de regering. Alleen het ontbreekt justitie aan geld en het project wordt stopgezet en het schip opgelegd. Op 23 december 1925 wordt het teruggegeven aan de Koninklijke Marine.

Over het hoe en wat als beoogd logementsschip voor Justitie is in de literatuur niet veel geschreven. Het archief van de Vlissingse burgemeester C.A. van Woelderen (T482.3) biedt meer informatie. In 1922 is de vereniging de Jongens van de Ruijter opgericht. Deze vereniging waarbij Van Woelderen nauw is betrokken, wil het rijksopleidingsschip Noord-Brabant wel exploiteren. Met andere woorden niet alleen huisvesting maar ook opleiding voor 50 jongens geplaatst onder rijksvoogdij [zeg maar TBS’ers]. De bedoeling is haar af te meren in Vlissingen. De Nederlandse Redersvereniging ondersteunt het initiatief en wil bestuursleden leveren. Ook Waller, directeur van Stoomvaart Maatschappij Zeeland, treedt aan als bestuurslid. Het ministerie van Justitie bemoeit zich officieel niet met het initiatief krijgt Van Woelderen te horen. Eerst moet het Algemeen College voor het Rijks Tucht- en Opvoedingswezen rapport uitbrengen

De concept jaarlijkse exploitatie begroting bedraagt ƒ 83.900. Men gaat er vanuit dat het schip met een complete inventaris wordt overgedragen, de bestaande tuigage wordt versimpeld tot wat nodig is voor de opleiding en dat het Loodswezen een volledig uitgeruste kotter overdraagt. Er lagen toen een aantal kotters opgelegd en men wilde graag drie sets zeilen hebben. Een dergelijke set was destijds zeer duur en men wilde voorkomen dat zij tegen lage prijzen werden kocht. Dit hoge bedrag schrikt af. Dit ondanks dat het niet het streven is om alles zo mooi mogelijk te maken en de nieuwste snufjes op onderwijsgebied toe te passen. Het gaat er alleen om zo goedkoop bruikbare jongens af te leveren. Het moet een nautische opleiding worden met lessen in roeien, gymnastiek, splitsen, knopen en andere zeemanskennis. Voor zowel het onderwijs als de dagelijkse gang van zaken steunt men zwaar op de medewerking van de marine. Zo moeten standaard timmer-, smeed- en montagewerkzaamheden tegen kostprijs worden uitgevoerd door marinemensen. De vaste bemanning wordt geschat op 16 man, zoveel mogelijk gepensioneerde marinemensen want dat is goedkoper. De vereniging hoeft alleen het verschil tussen salaris in actieve dienst en het pensioen op te hoesten. Aan te trekken zijn 1 commandant, 1 chef d’equipage, 2 bootslieden, 2 onderofficieren, 6 matrozen, 1 schrijver, 1 bottelier-hofmeester, 1 kok en een bijkok. De vaste kosten worden op begroot ƒ 49.800. Hier bovenop komen de kosten voor de opleiding en verpleging van jongens ten bedrage van ƒ 34.100. Per jongen wordt bijvoorbeeld een bedrag van 23 cent uitgetrokken voor de dagelijkse voeding. Dit is gelijk aan wat de marine voor een matroos uittrok. Aan kleding en kooigoederen is men jaarlijks per jongen ƒ 125 kwijt.

De Noord-Brabant komt later toch naar Vlissingen. Het is een vorm van compensatie voor het verdwijnen van de onderzeedienst richting Den Helder. De matrozenopleiding in Gorinchem komt naar Vlissingen. Na een ingrijpende verbouwing in- en uitwendig meert in 1926 de Noord-Brabant langzijde de kade in de Eerste Binnenhaven recht tegenover het station. Ook de marinekazerne staat daar. Honderden lichtmatrozen worden hier opgeleid tot aan de Tweede Wereldoorlog toe. Doordat zij tevens dienst doet als wachtschip kan jaarlijks 200.000 gulden bespaard worden. Bijna de gehele Vlissingse marinekazerne staat ten dienste van de opleiding. Als we de krant mogen geloven, is Vlissingen een veel betere plek dan Den Helder, zeker als het vanuit opvoedkundig oogpunt wordt gezien. Ditzelfde wordt ook na de Tweede Wereldoorlog door het Vlissingse gemeentebestuur als argument aangedragen. Met de Noord-Brabant loopt het minder best af. In mei 1940 probeert de bemanning haar te laten zinken. Dit mislukt ten dele en zij steken haar dan in brand. Hetzelfde jaar sloopt men het wrak.